Door Carola Schoor
Hoe belangrijk ze ook zijn, partijprogramma’s zeggen niet alles. Politiek gaat over de toekomst en die is onzeker. Niet alles kan van tevoren worden vastgelegd in de verkiezingsprogramma’s. Neem de plotselinge opkomst van de Corona pandemie in 2020. Geen enkele politieke partij had daar vier jaar geleden beleid voor bedacht. Het gaat dus in de politiek óók om het vertrouwen dat ‘jouw’ politicus in onvoorziene gevallen doet wat jij zou willen.

Stijl is zeggen wie je bent zonder te hoeven spreken.
De Poppetjes
De persoon van de politicus doet er dus toe, los van de partijprogramma’s. Neem bijvoorbeeld Mark Rutte, een liberaal. Hij is anders dan bijvoorbeeld zijn voorganger uit de jaren negentig, Frits Bolkestein. Dit was ook een liberaal, maar meer gericht op politieke vergezichten dan Rutte. Toen bijna niemand het nog had over het “multiculturele vraagstuk”, zette Bolkestein het op de politieke agenda. Zoiets zie je Rutte niet snel doen; hij is vooral bezig met het hier en nu. Tijdens een pandemie wekt dat bij veel mensen wel vertrouwen: de grote visies kunnen nu beter even de ijskast in, tot we dat coronavirus onder controle hebben en de economie weer enigszins hersteld is. Maar anderen pleiten ervoor om juist tijdens de Coronacrisis grote structurele problemen aan te pakken. En dan heb je het over een verschil in stijl. Het gaat erom de politieke betekenis van stijl te achterhalen.
De woorden die politici kiezen, de kleren ze dragen, naar welke publieke bijeenkomst ze wel of niet gaan; het zijn allemaal keuzes die de politieke stijl van een politicus mee bepalen. Bijna zoals een schilder een schilderij maakt, creëert een politicus zijn of haar eigen politieke stijl. Veel politici doen daar echt hun best voor, want een opvallende stijl helpt je herkenbaarheid. Om niet ten onder te gaan in de grijze politieke massa, combineert Klaas Dijkhof bijvoorbeeld heel effectief een driedeling tweedpak met sneakers. Hugo de Jonge heeft hippe schoenen. Geert Wilders een geblondeerde haardos. Allemaal handig om op te vallen, zodat mensen je onthouden. En zoals ieder schilderij weer anders is, is ook iedere politicus uniek. Het aantal politieke stijlen is even groot als het aantal politici.
Niet alles kan
Onder al die unieke presentaties ligt echter ook een logica. Want bij een bepaalde politieke inhoud – links, midden, rechts – past niet elke politieke stijl. Politici hebben veel stijlvrijheid, maar niet onbeperkt want sommige stijlen spreken je politieke boodschap tegen. Als Hugo de Jonge bijvoorbeeld een streng-gereformeerde, traditionele politieke boodschap had gehad, dan had hij die schoenen niet aangetrokken, want die drukken toch uit dat je af en toe eens uit de band moet springen. En Geert Wilders verft zijn haar blond en niet zwart – dat laatste had zijn politieke boodschap in de weg gezeten, want hij had er veel minder Nederlands door uitgezien. Het STIJL-model is gebaseerd op de logica onder politieke taal. Daaruit vloeien zes logisch coherente politieke karakters of stijlen.

De zes logische stijlen uit het Archetypemodel worden bepaald door drie vragen: De specifieke combinatie van antwoorden bepaalt de stijl.
Veel politieke gebeurtenissen kunnen beter verklaard worden door politieke stijl dan door officiële partijprogramma’s. Bijvoorbeeld, als je het verkiezingsprogramma leest van Forum voor Democratie, zou je verwachten dat deze partij na de verkiezingen met meerdere partijen een coalitie kan vormen. De politieke stijl van Baudet zit die samenwerking echter in de weg (zie ook dit artikel in de Volkskrant). Dat komt omdat Baudet een reddersstijl heeft.
Redders…of wie daarvoor doorgaat
Een redder is een politicus die als enige de waarheid in pacht heeft en weet wat er in het land moet gebeuren. Tegelijkertijd voelt de redder feilloos aan wat het volk wil. Dit politieke type is daarom zowel lid van de elite als het volk. Op het politieke toneel speelt hij de rol van de kiezer. Hij hoort daardoor wel bij de elite maar absoluut niet bij de politieke elite. Behalve Baudet, hoort bijvoorbeeld ook Donald Trump tot dit type politicus.

Baudets woordkeuze is emotioneel, wat goed past bij zijn politieke stijl van ‘redder’.
Bij de reddersstijl past emotionele taal. Bijvoorbeeld, Baudets opmerking dat Minister Carola Schouten een sluipmoordenaar was, is voor een redder gewoon, hoe ongepast het ook was. De berisping van Baudet door Kamervoorzitter Khadija Arib zal zijn aanhang echter niet veel kunnen schelen. Het bevestigt voor hen alleen maar dat Baudet zich als kiezer tegen politici keert, zoals een echte redder betaamt.
Probleemoplossers
Een heel ander soort politicus is Mark Rutte. Hij is in alle stijlkenmerken precies het tegenovergestelde van een redder: een probleemoplosser. Dit type politicus hoort bij het volk, en niet bij de elite. Hij heeft de waarheid niet in pacht, maar erkent dat verschillende groepen andere perspectieven hebben op de waarheid. Ook precies tegengesteld aan Baudet speelt Rutte op het politieke toneel niet de rol van kiezer, maar van politicus.

Veel mensen verbazen zich erover dat Rutte regelmatig straattaal gebruikt.
Ook Ruttes optreden wordt duidelijker als je zijn stijl nader beschouwt. Veel mensen verbazen zich erover dat Rutte regelmatig straattaal gebruikt. Zo zei hij onlangs dat mensen die naar een voetbalwedstrijd gingen “gewoon hun bek moeten houden”. Hoewel dat niet echt past bij een minister president, past het wel bij Ruttes probleemoplossersstijl. Probleemoplossers zijn gewone mensen, van het volk. Ook is de boodschap van “gewoon je bek houden” in lijn met de probleemoplosser: Rutte zei ermee dat roepen tijdens een voetbalwedstrijd gevaarlijk is en niet mag. Emotie staat hier dus een pragmatische oplossing in de weg, wat inhoudelijk aansluit op Ruttes politieke stijl, al is het op het randje. Want natuurlijk is Rutte geen gewone man maar een minister president. Dit sijpelt onherroepelijk door in zijn stijl, die hierdoor minder volks wordt en opschuift richting de stijl van de samenwerker. Al stapt hij nog zo vaak op de fiets en zegt hij dat hij “niet de baas gaat spelen,” hij is nu eenmaal de baas. En daarvan verwachten mensen toch geen straattaal.
Volk of elite?
Toch geeft dat laatste een verklaring waarom Rutte zich regelmatig van dit soort grove woorden bedient: om zijn politieke stijl van probleemoplosser te bewaken, moet hij als minister president telkens weer laten zien dat hij een man van het volk is, en niet van de elite. Als probleemoplosser wapent Rutte zich tegen kritiek van populistische politici (met een burger-, activisten– of reddersstijl), die zich afzetten tegen de politieke elite (meer hierover in een artikel dat ik voor het Parool schreef). Als Rutte zich niet telkens overduidelijk als ‘gewoon mens’ zou neerzetten, zou hij meer een samenwerkersstijl hebben. Deze stijl klopt ook beter met de zogenaamde ‘Rutte-doctrine’, de afspraak om niet teveel zaken openbaar te maken. Een probleemoplosser gelooft in transparantie, terwijl een samenwerker meer achter de schermen zaken wil regelen. Ruttes aankondiging om transparanter te zijn, klopt dus bij de probleemoplosser in hem. De samenwerker in Rutte zegt dat het wel werkbaar moet blijven.
Wat kun je in de toekomst van Rutte verwachten op basis van zijn politieke stijl? Bijvoorbeeld dat hij zijn beslissingen op rationele overwegingen zal baseren, en niet op emoties. Hij houdt zich aan zijn eigen regels, want wat voor gewone Nederlanders geldt, geldt ook voor hem. Je kunt echter nooit zeker weten dat de punten die hij eerst met vuur verdedigde, later toch niet sneuvelen in een onderhandeling. Want pragmatische oplossingen en samenwerking in een kabinet gaan vóór zijn eigen zin doordrijven. Een eventueel nieuw kabinet Rutte kan over links gaan of over rechts. Ruttes probleemoplossersstijl laat ruimte voor beide.